afb.
Genealogie1Ouders: Goyaert Dirx Janzn van Engeland x Elisabeth Reyner Cornelis.Proband: Goyaert Goyaertzn van Engeland x Cecilia Zeeuwke († 5 juli 1602) (dochter van Lambert Peter Vastaert en Heylwich). Kinderen: Goyaert de jonge, gehuwd met Beelke dochter van Jan de Weer. Bestuurlijke functiesPolitieke: Schepen 1584 87 88 91 94 97 98 1601 02 05 06.Schutterij: Wijkkapitein 1582; kapitein Oude Voetboog van oktober 1591 tot november 1600.2 Andere: Rentmeester Clarissen 1579-1583; rentmeester Annenborg 1578-1592; meester huisarmen Hinthamereind 1578; regent zinnelooshuis vóór 1582; kerkmeester Sint-Jacob 1582-1592; rector Groot Gasthuis 1593-1616; rentmeester kapittel 1572, 1577, 1578/9; rentmeester leprozenhuis 1593-1602; rentmeester kapel Hintham 1613; provisor van stadswege van de dominicale scholen tot juli 1609 en ook tot augustus 16163; na overlijden van zijn vrouw tot priester gewijd, eerste mis op 23 juni 1607. Lidmaatschap van de Lieve Vrouwe BroederschapIntredegeld betaald voor ILVB 1569. |
Noten | |
1. | SY3, 280 e.v.; Van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap, 277. |
2. | OSA 180, f 53v, 22 oktober 1591; OSA 182, f 58v, 18 november 1600. |
3. | OSA 177, 8 augustus 1616; de dominicale scholen werden opgericht op 22 mei 1595 (zie akte in OSA 177, 7 oktober 1616). |
In het kapucijnenklooster te Velp bevinden zich twee panelen, zijluiken van een altaarstuk, waarvan het middengedeelte ontbreekt. Tot voor kort was er over de herkomst van de luiken niets bekend, evenmin was bekend wie de geportretteerde persoon met wapenschild was. Na intensief genealogisch onderzoek heb ik onlangs de identiteit van de afgebeelde persoon kunnen vaststellen. In gesloten toestand vertonen de panelen rechts een Christus met doornenkroon die zijn kruis omhelst, en links een Antonius abt (met het varken). Aan de binnenzijde geven beide panelen twee voorstellingen boven elkaar. Rechts boven is de ontmoeting van Antonius met Athanasius, zijn levensbeschrijver, uitgebeeld en daaronder de bekoring van Antonius, met duivelse gedrochten, een verleidelijke vrouw en een brandend huis. Er tussenin staat in het Latijn de tekst: 'Het leven van de mens op aarde is een strijd' (Job 7,1). Het linkerpaneel vertoont bovenaan een kruisigingsscène en onderaan een priester, geknield voor het altaar met daarop een boek en Christus als 'de man van smarten'. Deze veel voorkomende voorstelling noemt men de 'Gregoriusmis', omdat Christus in deze gedaante aan Gregorius de Grote (paus van 590-604) tijdens het mislezen verschenen zou zijn. Op de altaardwaal staat een gevierendeeld wapenschild met twee molenijzers en twee lindeblaadjes en ernaast de tekst 'Aetatis suae 68, Anno 1616, pbr.s (oud 68 jaar, 1616, priester). Dit moet de tot nu toe onbekende schenker zijn van wat kennelijk een Antoniusaltaar geweest is. Tussen beide voorstellingen staat uit het Adore Te, de sacramentshymne van Thomas van Aquino, in het Latijn de tekst: 'Reinig mij, onreine, door uw bloed'. Aan de hand van het wapen op het altaarkleed heb ik de identiteit van de schenker kunnen vaststellen. Het is Goyart (Godefridus) van Engelant (1548-1616). Het schilderij is dus vlak voor zijn dood vervaardigd (of was het een testamentaire schenking?). Van Engelant was een vermogend en invloedrijk inwoner van Den Bosch. Hij bezat niet alleen in de stad een aantal huizen, maar ook landerijen in Vinkel, Vught, Helvoirt, Rosmalen en Berlicum en een buitenhuis in Nuland. In het stadsbestuur bekleedde hij belangrijke functies. Hij was ontvanger, vele jaren schepen (als zodanig gebruikte hij een zegel met zijn wapen erop, zoals hieronder is afgebeeld), bestuurder van het Groot Gasthuis en het leprozenhuis te Hintham en kapitein van een schutterij. Hij was een groot weldoener van de kerk en de armen. Na de dood van zijn vrouw (1602) gaf hij zijn leven een nieuwe richting. In 1607, 59 jaar oud, ontving hij de priesterwijding en werd verbonden aan de Sint Jan. Als priester maakte hij kennis met de kapucijnen. Op 10 augustus 1610 preekte Cherubinus van Amersfoort in de Bossche Sint Jan. Van Engelant had nog nooit een kapucijn gezien, maar waarom deze figuur zo'n indruk op hem maakte, vertelde hij vier jaar later aan de provinciaal Cyprianus van Antwerpen, | 6 |
die hij samen met Judocus van Gent bij zich te eten had genodigd. De provinciaal legde het verhaal later vast in zijn archief. Jaren geleden was Goyart van Engelant, samen met zijn kleinzoontje, op weg naar zijn buitenverblijf in Nuland. Het was helder weer, tien uur in de morgen, toen beiden op nog geen veertig pas afstand tegen een donkere bosrand een biddende monnik zagen zitten. Maar toen zij dichterbij kwamen, zagen zij niemand meer. Goyart dacht met een zinsbegoocheling te doen te hebben en om daar zeker van te zijn, ging hij met een knecht naar de plaats terug en er was inderdaad niemand te zien. Toen hij nu Cherubinus in de Sint Jan hoorde en vooral zag preken, bemerkte hij, dat deze hetzelfde gekleed was als de monnik die hij in Nuland gezien had. En omdat hij destijds in Nuland een bejaardenhuis had willen stichten, maar daar niet in geslaagd was, zag hij nu in de aan hem verschenen monnik een teken van de hemel, dat hij de kapucijnen in Den Bosch aan een huis moest helpen. Eind juli 1611 kwamen twee kapucijnen voor besprekingen naar Den Bosch. Goyart van Engelant stelde hun een huis beschikbaar op de Windmolenberg. Op 6 augustus verleende de magistraat hen toestemming zich blijvend in de stad te vestigen en op het einde van het jaar volgde de goedkeuring van de aartshertogen. In mei 1612 kocht van Engelant voor hen drie huizen aan de Diepstraat om er een klooster te bouwen. Hier hebben de kapucijnen anderhalf jaar gewoond. Maar het terrein bleek te klein om er een klooster te bouwen. Daarom werd in 1614 het refugiehuis van de abdij van Pastel, in de Postelstraat, aangekocht. Het stadsbestuur verleende daarbij een subsidie van drieduizend gulden, maar Goyart van Engelant bleef de zakelijke belangen van de kapucijnen behartigen, kocht het jaar daarop voor hen nog een aangrenzend huis en toen de huurder ervan niet wilde vertrekken voordat hij een nieuwe woning had, stelde hij hem een van zijn eigen huizen ter beschikking. Op dit uitgestrekte terrein, doorsneden door de Dieze, werd op 10 mei | 7 |
1615 de eerste steen gelegd voor kerk en klooster. De bouw ondervond allerlei vertragingen, maar in 1617 werd het klooster betrokken en een jaar later was ook de kerk klaar. Het klooster kon niet minder dan 33 religieuzen huisvesten. Zij werkten dan ook niet alleen in de stad, maar ook in de verre omgeving, vooral in Staats gebied. Niet lang hebben de kapucijnen hier gewoond. In 1629 viel Den Bosch in Staatse handen, de uitoefening van de katholieke godsdienst werd er verboden en alle priesters en (mannelijke) religieuzen moesten de stad verlaten, ook de kapucijnen. Enkelen van hen wisten nog enige tijd te blijven en min of meer klandestien hun apostolaat uit te oefenen. Zij woonden echter niet meer in het klooster, maar op een schuiladres. In 1644 werd de missiepost in Den Bosch officieel opgeheven. Maar het jaar daarop keerde Columbanus van Leuven er terug. Hij vond huisvesting in een woning aan de Boerenmouw, waar hij ook zijn kerkdiensten hield. Dit apostolaat bleef hij uitoefenen tot zijn dood in 1659. Zij grafsteen bevindt zich thans in de hal van het tegenwoordige klooster van Den Bosch. Het klooster van Velp is min of meer een rechtstreekse voortzetting van dat in Den Bosch. Het werd gesticht door de laatste gardiaan van Den Bosch, Basilius van Brugge. Dit zal ook wel de reden zijn waarom het portret van Goyart van Engelant, de grote weldoener in Den Bosch, naar Velp werd overgebracht. Maar hoe het daar gekomen is weten we niet. Evenmin is bekend waar het altaar, waar de panelen deel van hebben uitgemaakt, voor bestemd was, maar gezien de voorstelling zal het wel niet in de kapucijnenkerk gestaan hebben, die pas twee jaar na het gereedkomen van het schilderij in gebruik genomen werd. In de loop der eeuwen is men zelfs vergeten wie de knielende priester voorstelde. Dit is nu bekend, maar het onderzoek is voorlopig nog niet afgerond. | 8 |
Goyaert van Enghelant woonde in 's-Hertogenbosch aan het eind van de zestiende eeuw. Hij trad in het huwelijk en kreeg kinderen. Hij zat als schepen in het stadsbestuur en kennelijk was hij een kapitaalkrachtig persoon, want in 1597 kocht hij voor ruim 4.000 gulden twee hoeven onder Kaathoven bij Berlicum. Hij schonk ze aan het Groot Ziekengasthuis onder de voorwaarde dat 'de meester' van het ziekenhuis later op de sterfdag van zijn echtgenote altijd zal 'doen singen een misse van requiem'. Zijn vrouw overleed en werd begraven in de kerk van het gasthuis.
Goyaert besloot zijn leven te wijzigen: hij werd priester. In 1607 werd hij - toen hij schepen van de stad was - tot priester gewijd. Het stadsbestuur gaf hem bij gelegenheid van het opdragen van zijn eerste H. Mis een geschenk in natura, zoals dat ook werd opgetekend in de jaarrekening van de stad: „Heer Goyaert van Engelant, schepen, bij het doen van zijne eerste mis, den schepenstoel verlatende, een rijnschen wijn.” Het was gebruikelijk in die tijd dat Rijnse wijn werd geschonken als een soort relatiegeschenk door het stadsbestuur.
Goyaert startte een priestelijke loopbaan. Hij werd beneficiaat in de Sint-Jan en rector van het leprooshuis en later van het Groot Ziekengasthuis.
In 1616 voelde ook Goyaert zij einde naderen en hij maakte een testament. Hij liet grond en cijnzen (een soort hypotheek) na aan het Groot Ziekengasthuis en eveneens aan de nonnen van dit gasthuis. Hij wilde in de kerk van het Groot Ziekengasthuis worden begraven onder dezelfde zerk als waaronder zijn moeder en zijn vrouw reeds waren begraven.
In het testament herhaalde hij nog eens de schenking uit 1597 van de twee hoeven. Bovendien zal aan de zieken jaarlijks op zijn sterfdag worden uitgereikt 'gebraden des middaechs ofte potpasteye rijss met een oorkens wittebroot ende een portie wijns ende tsavonts rijss met een oorkens wittebroot'.
Bovendien moest de hospitaalmeester een maaltijd organiseren voor twee van de naaste vrienden van hem en zijn overleden echtgenote, de twee pastoors van het ziekenhuis, de meesters en 'de twee Juffrouwe nonnen... den siecken dienende'. Deze maaltijd werd voortaan jaarlijks opgediend.
Ook na 1629, al vonden er toen wijzigingen plaats. Vanaf dat jaar gebeurde dat voortaan jaarlijks bij het aanstellen van nieuwe regenten en regentessen. De maaltijd werd toen gebruikt door deze bestuurders, de drie medicijnmeesters, de wondheler, de ziekentrooster en vier bloedverwanten van Van Enghelant en zijn vrouw. Toen in 1774 de laatste bloedverwanten van Van Enghelant overleden waren, kwamen er enkel nog familieleden van zijn overleden echtgenote naast de bestuurders en 'de top' van het ziekenhuis.
In 1772 werd door het Bossche stadsbestuur (die de rekeningen van het Groot Ziekengasthuis controleerde) voortaan bepaald dat er slechts honderd gulden voor mocht worden uitgetrokken: kennelijk liepen de kosten van deze maaltijd erg hoog op! Drie eeuwen na de dood van Goyaert werd de jaarlijkse maaltijd niet meer gehouden., maar, zo schreef Van Sasse van Ysselt in 1914, 'voor het geld dat daarvoor bestemd was, drinken thans de Regenten der Godshuizen op hunne vergaderingen een glas wijn'.
|
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'Hertogenboschgoijart van Engelant,Raed deser Stad 1592. sterft 24.julii 1616. | 101 |
4°. en 5°. Hij was schepen in 1584, '87, '88, '91, '94, '97, '98, 1601, '02, '05 en '06; dit laatste jaar werd de magistraat gecontinueerd, deelt Butkens mede, omdat hij zoo goed de belangen der stad had behartigd tijdens het beleg. Van Engelant was bovendien in 1579 ontvanger de stad. Hij was gehuwd met Walburch Jansdochter Sogers, die 27 November 1579 als zijn vrouw voorkomt, en was lid der Illustre Lieve Vrouwe Broederschap. Goyaert wordt in 1594 genoemd raad der stad en rector en meester van het Groot Gasthuis; hij is later priester gewijd en overleed als priester, beneficiaat aan de St. Janskerk 24 Augustus 1616. Het eerste zegel hangt aan een brief van 5 October 1605 in doos GG XVII, aan een van 5 December 1584 in dezelfde doos en aan een van 20 December 1584 in doos GG XV. Het tweede aan een van 8 Maart 1588 en aan een van 5 Juni 1592 beide in doos GG III. Ik vermeld hier nog, dat in 1549 een Willem Mattheusse van Engelant voorkomt als schepen van Rosmalen1. | 289 |
Noten | |
1. | Zie hetgeen over dit geslacht wordt medegedeeld ,Taxandria' XVI, 54. |
1992 |
drs. H.M. Pijnenburg-HeijmansEen portret van Goyart van Engelant in het kapucijnenklooster 'Emmaus' te VelpMet Kap en Koor (s.l. 1992) |
|
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : GoyaertBrabants Dagblad donderdag 27 februari 1992 |
|
1998 |
Broeder Gentilis van Loon ofm CapEen Eeuw Kapucijnen in 's-HertogenboschAdr. Heinen ('s-Hertogenbosch 1998) 9 |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 277
B.C.M. Jacobs, Justitie en politie in 's-Hertogenbosch voor 1629 (1986) 98, 275, 276, 277
M.A. Nauwelaerts, Latijnse school en onderwijs te 's-Hertogenbosch tot 1629 XXX (1974) 40n, 66, 66n